
Geschiedenis
Bij het bedenken van judo werd geput uit de rijke Japanse traditie aan vechtkunsten. Combinaties van klemmen en worpen werden echter uit het repertoire weggelaten: die kunnen gevaarlijk zijn, als de partner de techniek van het meerollen onvoldoende beheerst (in bijvoorbeeld het tai-jutsu spelen juist die technieken een belangrijke rol). Oorspronkelijk was Judo een zelfverdedigingskunst.
Jigoro Kano had bij het ontwerpen van de sport, die ontleend is aan oudere verdedigingskunsten als jiujitsu, ook nadrukkelijk een training van de geest voor ogen. Zijn filosofie wordt gekenmerkt door twee begrippen:
Seiryoku Zenyo (Maximale effectiviteit met minimale inzet): wat een persoon doet, moet met optimale inzet van geestelijke en lichamelijke energie gebeuren. In het judo leert men de kracht van de tegenstander te gebruiken om hem ten val te brengen. In het leven is dit het principe van de juiste dingen doen op het juiste moment.
Jita Kyoei (Wederzijds profijt en welbevinden): de deelnemers dienen respect te hebben voor zichzelf en voor anderen. Bij het beoefenen van het judo leren ze samen te werken om zich de vaardigheden eigen te maken. Zonder tegenstander om mee te judoën kan men de sport immers niet leren; men werpt zelf en wordt op zijn beurt geworpen. Deze opvatting van samenwerkend leren is ook in andere gebieden van het leven geldig.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat bij de beoefening kracht geen enkele rol zou spelen: door een juiste toepassing van de geleerde technieken zou een klein en zwak persoon zich op tamelijk elegante wijze tegen een grote en sterke aanvaller moeten kunnen verdedigen. Toen het echter ook een wedstrijdsport werd, vervaagde dit uitgangspunt. Immers, zodra beide tegenstanders dezelfde technieken en mogelijke reacties daarop (de overnametechnieken) in gelijke mate beheersen, gaan ook andere factoren zoals kracht toch weer een rol spelen. Hierdoor kunnen wedstrijden vandaag de dag ook het beeld geven van onelegant trek- en sjorwerk, waarbij de gelijkenis met de oorspronkelijke opzet ver te zoeken is. Hedendaagse wedstrijdjudoka's doen dan ook aan krachttraining. Tekenend is dat tijdens wedstrijden het incidenteel zelfs voorkomt dat degi (het pak) gescheurd wordt. Sommige judoka's doen ook specifiek op versterking van de grip gerichte krachttraining in de sportschool, door middel van trekoefeningen met eengi gewikkeld om een pulley.
Jeugdreglement[bewerken]
Judo hecht een grote waarde aan veiligheid. Daartoe is er een apart jeugdreglement ontwikkeld voor de categorie 12-. Een aantal van de afwijkingen van het normale reglement staat hierboven al genoemd, de volledige lijst van afwijkingen is:
geen armklemmen;
geen verwurgingen;
wedstrijdduur is twee minuten;(indien geen verlenging nodig is)
EHBO (Eerste Hulp bij Ongevallen) mag altijd, ook op verzoek van de judoka, de mat op zoveel als nodig is;
geen technieken uitgevoerd op één of twee knieën;
geen offerworpen waarbij de tegenstander over het lichaam van de uitvoerder wordt heengetrokken.
Verder zal minder snel tot het geven van straffen (shido's) worden overgegaan daar wedstrijden een meer pedagogisch karakter hebben. Wellicht ten overvloede nog de opmerking dat alle zaken die in het normale reglement verboden zijn, zoals onder andere ook grabbing en diving, ook bij jeugdwedstrijden verboden blijven. Verder mag er direct Hansoku-make worden gegeven worden voor het pakking vermijden, dit geldt alleen bij het jeugdreglement
Maak jouw eigen website met JouwWeb